Zondag 20 maart: Zoonlief heeft een nieuwe boksbal op zijn kamer. Met alles erop en eraan. Behalve het water, dat moeten we er zelf nog ingieten, voor de stevigheid. Het had ook zand mogen zijn, maar we duwen hem zachtjes in de richting van het water. Met een gietertje kwijt hij zich van zijn taak. Ik ga de trap af als ik hem zijn eerste kreet hoor uitstoten. Het klinkt als de naam van de opgepakte terrorist. Hij mept er op los. Ik schrik van het actualiteitsbesef in een 11-jarig hoofd.

Maandag 21 maart: Behalve het feit dat het lente is, wordt vandaag nog om een andere reden een belangrijke dag. Ik mag in het eerste leerjaar mijn recentste manuscript uittesten. Een verhaal over twee parallelle werelden die elkaar ontmoeten. Een verhaal dat sereen de vluchtelingenproblematiek aanraakt, geschreven op kindermaat. Vooraf vraagt de juf: “Ze gaan toch niet teveel vragen stellen, hé.” Ik beloof haar na te blijven. Een juf hoort dat graag.

De kinderen draaien enthousiast op hun stoel. Altijd leuk, een verhaaltje dat voorgelezen wordt en zeker als er nog een toneeltje bij komt. Na afloop stellen ze inderdaad een heleboel vragen. We hebben het o.a. over waarom vluchtelingen vluchten, over de eerste en tweede wereldoorlog. Eentje vertelt over de zelfmoord van Hitler. Er komen atoombommen aan te pas en bommen die in tuinen zijn gevonden. Opa’s die wel of niet naar het front trekken en het gaat ook over kleren voor arme kindjes. Eén meisje vraagt: “Kan er hier ook oorlog zijn?” Ik tracht te benadrukken dat het uitzonderlijk is, dat het grote ruzies tussen grote mensen zijn en dat we misschien al moeten proberen om in de klas ook geen ruzies te hebben. Het klinkt wat flauw, I know, maar op dat moment sta ik een beetje met mijn mond vol tanden. Een “wijs” publiek, ik schrik van de vroegrijpheid van deze kinderen van 6 à 7 jaar.

Dinsdag 22 maart: De volgende dag zindert het zinnetje van het meisje de hele dag door mijn hoofd. Ik was van plan vandaag  niet naar het nieuws te luisteren of te kijken en zeker niet op sociale media te gaan, want ik had de finale van de Mol nog niet kunnen bekijken. Dat zou pas voor ’s avonds zijn. Wist ik veel dat er ondertussen nog een veel grotere mol rondliep.

De aangeslagen zus van een piloot die net haar kindje afzet aan school brengt me op de hoogte. De aanslag in de luchthaven van Zaventem en de metro in Brussel confronteren me op een akelige manier met hoe pijnlijk actueel het klasgesprek van gisteren was. Ik zie een glimp van de juf en vrees dat ze vandaag nog veel meer vragen zal krijgen. Vragen waarop wij, volwassenen, ook geen antwoord hebben, omdat ze zo moeilijk zijn. Ik zie een man bellen waarvan ik weet dat zijn vrouw op de luchthaven werkt. Gelukkig hoor ik hem vragen: “Zal ik je komen ophalen?”. Ik ontmoet een politieman die vandaag een dagje vrij heeft, maar zo meteen een telefoontje verwacht. Ik mail naar een vriendin die in Brussel werkt en de getroffen metrohalte passeerde deze morgen. En ik besef geleidelijk aan dat ik eigenlijk veel te veel mensen ken die in Brussel werken. Ik verbreek mijn belofte en kijk en luister naar het nieuws en ga op sociale media.

Ik haal de kinderen op van school. “Ik haat ze”, is het eerste wat ik hoor. “Nu mogen we niet gaan schaatsen morgen.” Ze hadden al hun winterhandschoenen klaargelegd, keken echt uit naar deze schooluitstap. Thuis loopt Zoonlief 1 de trap op naar zijn kamer. Ik heb al zo een vermoeden wat hij daar wil doen. Zoonlief 2 wil “filmpkes” zien. Ik stel het uit tot we samen naar Karrewiet kunnen kijken. Wat me opvalt is dat deze filmpjes niet zoveel verschillen van wat we in het grotemensennieuws te zien krijgen. En dat de kloof tussen volwassenen en kinderen dus steeds kleiner wordt.

Misschien maakt dat me nog het meeste boos en verdrietig: dat de kinderen van nu veel te vroeg hun onschuld verliezen. De wereld zou zoveel simpeler kunnen zijn. Ik denk dat ik ook eens die trap opga.

 

Links over dit thema:

Concrete tips over hoe je best praat met je kinderen hierover

Informatie voor de leerkracht

Filmpje Karrewiet

metro